Farmdesk logo
Deel dit artikel op Linkedin

Optimale oogst, bewaring en gebruik van maïs

Jan van Middelaar, Wim Govaerts

De snijmaïs oogst van dit jaar dient zich weer aan. Vele melkveehouders kijken uit naar deze nieuwe oogst omdat de grote droogte van vorig jaar vooral veel traag verteerbare maïs opleverde tijdens het voorbije voorseizoen.

Voor de veehouders die nog veel voorraad van deze traag verteerbare maïs hebben en hiermee de nodige worstelingen meemaken in de rantsoenering, zou het opportuun kunnen zijn om (een deel van) de snijmaïs dit jaar eerder vroeger te oogsten zodat deze in combinatie met de oudere maïs van 2020 gevoerd kan worden. Dit kan het rantsoen versnellen zonder dure tarwe of andere snel verteerbare energiecomponenten die moeten bijgekocht worden. Dit kan door de oude maïs te verdelen over de reeds leeggevoerde kuilplaat en de nieuwe, eerder natte maïs die relatief fijn gehakseld wordt over de oude maïs in te kuilen.

Kwaliteit van andere voedermiddelen heeft invloed op oogstmoment

Om het optimale tijdstip van de oogst voor dit jaar te bepalen, is het verder ook goed om even te kijken naar de kwaliteit van de gras(klaver)kuilen die je in voorraad hebt. Op bedrijven die reeds vroeg in het voorjaar een snel verteerbare gras(klaver)kuil konden maken, aangevuld met steeds jonge snedes verder in het teeltjaar, is het opportuun om de maïs bij een eerder hoog droge stof gehalte te oogsten. Zeker als deze maïs in combinatie met bieten gevoerd gaat worden gedurende de winter.

Op vrij veel bedrijven was de eerste snede echter laat omwille het koude en natte voorjaar, waar het vaak voorkwam dat de draagkracht van de bodem het niet toeliet om tijdig te maaien tussen de regen door. De resulterende kuilen zijn eerder rijk aan ruwe celstof en bevatten weinig snel verteerbare koolhydraten en weinig eiwit. Om zulke kuil nog enigszins goed te kunnen benutten, kan het aangewezen zijn de maïs ten dele onrijp te oogsten als snijmaïs.

Daarnaast zal de ruime ruwe celstof voorziening gebaat kunnen zijn met de oogst van een gedeelte van de maïs onder de vorm van MKS of CCM, zodat het rantsoen niet te veel ruwe celstof komt te bevatten. Een bijkomend voordeel van een gedeelte maïs onder de vorm van MKS of CCM is het feit dat je de maïszaden dan vrij rijp kunt oogsten en er dan bovendien ook relatief minder eiwit correctie nodig zal zijn omdat de eiwitarme stengel niet verder gecompenseerd hoeft te worden.

Sommige bedrijven verkiezen om de combinatie van snijmaïs en MKS of CCM te vervangen door alle maïs onder de kolf te hakselen. Deze zogenaamde ‘Bermuda’-maïs heeft het voordeel dat de moeilijk verteerbare maïsstengels van onder de kolf niet meegenomen worden terwijl de dunnere stengel en bladeren van boven de kolf er wel bij zijn. Psychologisch zijn er wel wat bezwaren bij melkveehouders om dure snijmaïs deels op het veld te laten, naast het praktische bezwaar van de noodzakelijke stevige stoppelbewerking om een te maaien vanggewas te kunnen inzaaien om volgend voorjaar te kunnen maaien. Maar met een rationele benadering en de juiste stoppelbewerking apparatuur kan dit toch goed komen.

Kortom, nadenken over de oogst van de maïsteelt, vraagt ook inzicht in de rest van de voedermiddelen op het melkveebedrijf om te komen tot succes tijdens de voederperiode.

Werking van het inkuilproces

Voor de bedrijven die snakken naar de maïs omdat de oude voorraad bijna op is, zou het kunnen dat er al snel na de oogst nieuwe maïs gevoerd moet worden. 

De ervaringen hiermee zijn nochtans meestal minder goed, ook niet indien deze op het theoretisch juiste moment geoogst werd. Maar wat is nu de reden waarom het initieel meestal niet goed loopt met de verse maïs, maar pas na enkele maanden?

Soms wordt er verwezen naar de suikers in de verse maïs die te snel vrijkomen en te overdadig voorkomen, maar dat is echter zelden een probleem. Omdat de suikers grotendeels zitten opgesloten in de cellen, moeten deze eerst kapot gemaakt worden in de pens voor de suikers vrijkomen. Bij heel kort hakselen en vermoezen van de maïs zal deze situatie wel sneller kunnen voorkomen.

Een grotere oorzaak van het niet lopen van de verse maïs valt te verklaren door de afwezigheid van conservering. Tijdens de conservering (inkuilen) worden suikers en makkelijk afbreekbaar zetmeel omgezet in zuren (door de aanwezige bacteriën in de kuil). Hierdoor zakt de pH van de kuil van 7 bij het inkuilen naar ongeveer 4 (afhankelijk van het DS gehalte van de kuil). Naast het creëren van een hogere bewaarbaarheid, gebeuren er nog zaken in kuilen:

  • De bestendigheid van het zetmeel daalt
  • Er ontstaat een hogere verteerbaarheid van de celwanden (NDF)

Hieronder volgt een toelichting van deze 2 punten.

Bestendigheid van het zetmeel

Het zetmeel in snijmaïs bestaat allemaal kleine korreltjes, samengepakt in de complete maïskorrel. De eigenschap van deze korreltjes is dat ze een hele harde structuur hebben.

Dit betekent dat ze heel moeilijk afbreken in de pens. Hierdoor zullen de voedingsstoffen heel langzaam vrijkomen voor de pensbacteriën. Een groot gedeelte van het zetmeel komt pas op darmniveau vrij, dit is het zogenaamde bestendig zetmeel. Bij vers ingekuild maïs is dit bestendig zetmeel ruim 30-35% van het totaal aanwezige zetmeel.

Tijdens het inkuilproces beginnen de zuren langzaam in te werken op de zetmeelkorrels en hierdoor zal de bestendigheid dalen, waardoor het zetmeel makkelijker af te breken is in de pens en dus als voedingsstof kan dienen voor de pensflora.

Dit proces heeft na ongeveer 3 maanden inkuilen het grootste effect gehad, maar gaat ook hierna nog verder. Na ongeveer 6 maanden is de bestendigheid afgenomen tot 20-22%. Nagenoeg alle kuilen komen dan op hetzelfde niveau uit.

Hoogproductieve koeien kunnen bestendig zetmeel heel goed benutten, maar een overdaad heeft geen zin. Daarnaast moet eerst de pens volledig werken, voordat de darmen ingeschakeld gaan worden. Een koe blijft nu eenmaal een herkauwer.

De overmaat van bestendig zetmeel, met daarnaast de traagheid, het moeilijk fermenteren van het ‘gewone’ zetmeel, heeft een groot effect op het verterings- en fermenteringspatroon in de pens en darmen van de koe. Het resultaat is dan ook een meer vaste mest met veel korrelresten (onbenutte voederwaarde) waardoor de melkproductie onder druk komt te staan.

Vanaf de feestdagen (kerst / nieuwjaar) zien we een verandering, en gaat het voederen met maïs weer ‘lopen’.

Voorvertering van de celwanden (NDF)

Maïs is zeer energierijk op vlak van zetmeel, maar ook de celwanden en celinhoud hebben een duidelijke impact op het geheel. Het voornaamste kengetal in deze is de NDF verteerbaarheid.

De NDF is de optelling van al het vezelrijke materiaal. De verteerbaarheid hiervan is te onderzoeken. Bij goede voordroogkuilen zit deze boven 70%. Wanneer de verteerbaarheid lager is dan 70% is de voordroogkuil eigenlijk ongeschikt voor de melkkoeien. Bij snijmaïs ligt deze verteerbaarheid op een duidelijk lager niveau, grofweg tussen 45 en 55%.

De verteerbaarheid van maïs kan gelukkig wel verhoogd worden. Het proces van het inkuilen heeft namelijk ook invloed op de celwanden. Als een kuil langer in een zure omgeving zit, worden ook de celwanden geleidelijk aan makkelijker verteerbaar/fermenteerbaar voor de koe/pensflora.

Dit afbraak effect verloopt sneller dan bij het zetmeel. Om het proces van inkuilen voldoende invloed te laten hebben, moet de maïs minstens 6 weken ingekuild zijn voordat u gaat voeren.

Impact op management

Als ondernemer moet u vooruit kijken en ook bijleren. Een mogelijkheid is bijvoorbeeld om nu vooruit te kijken naar volgend jaar, en de aanwezige mais verdelen tot het eindejaar van 2022. Dit zal waarschijnlijk zorgen een kleine verschuiving in het huidige rantsoen, wat natuurlijk wel moet kunnen met de totaal aanwezige voorraad.

Een balans opstellen van het beschikbare stalvoer opstellen zal hiervoor cruciaal zijn. Een bijkomende voorwaarde hierbij is dat de maïs voor het najaar van 2022 ook bereikbaar moet zijn om op dat moment te voeren.

Als deze momenteel ‘gewoon’ in de sleufsilo zit, zal er dus een moment komen om een gedeelte over te kuilen. Deze overgekuilde mais moet minimaal 3 weken dicht zitten, omdat er anders heel makkelijk ongewenste broei in op gaat treden.

Concreet betekent dit dus dat er uiterlijk midden in de zomer van 2022 een gedeelte van de maïs overgekuild moet worden naar een nieuwe kuil om te voeren in de periode tussen de oogst het eindejaar van 2022.

Voordeel hiervan is wel dat er een groot stuk voor in de kuil weggehaald wordt, waardoor er weer echte koude, verse maïs gevoerd gaat worden. Voor de nog langere termijn is het zoeken naar een mogelijkheid om zoveel mais opslag te hebben (en deze ook in opslag te hebben), zodat er te allen tijde geconserveerde mais gevoerd kan worden.

Over de auteurs

  • Jan van Middelaar

    Jan van Middelaar is adviseur bij PPP-Agro Advies en onafhankelijke, geaccrediteerde adviseur voor Farmdesk. Zijn focus is gericht op een goed economisch resultaat op bedrijfsniveau. Dit moet gebeuren via een efficiënte melkproductie per koe, die moet passen bij het totale management. De melkproductie is het resultaat, niet het doel. Ruwvoerteelt met daarnaast een goede rantsoenberekening met veel aandacht voor de pens van de koe vormen de basis van de gehele aanpak.

  • Wim Govaerts

    Wim Govaerts richtte na het behalen van zijn Master Landbouwkunde een adviesbureau op dat gespecialiseerd is in technisch en bedrijfseconomisch advies voor bedrijven met melkproducerende herkauwers. Binnen Farmdesk is hij -naast zijn bestuursfunctie- actief als landbouwkundig expert, waar hij een uitgebreide theoretische kennis combineert met praktische ervaring.